Fiscaliteit en concurrentiekracht “De verlichting van de lasten behoort tot onze voornaamste zorgen”, verklaart Thierry Willemarck van meetaf aan. “Dit debat moet vanzelfsprekend federaal worden gevoerd, al weet iedereen dat het ook in de gewesten zijn weerklank zal vinden. BECI heeft aangetoond dat de lokale fiscaliteit (die van het Gewest en de gemeenten) in Brussel tot 38% hoger kan liggen dan in de aanpalende gewesten. Wij vragen enerzijds meer coherentie tussen de gemeenten en anderzijds, een initiatief om onze concurrentiekracht ten opzichte van de andere gewesten te herstellen. Bij de uitvoering van de zesde Staatshervorming zullen we trouwens bijzonder attent zijn op het beheer van de doelgroepverminderingen. Wij riskeren namelijk de opkomst van intergewestelijke stromen, die voor de drie gewesten nadelig zouden zijn.” Jean-Claude Daoust kaart een ander fiscaal probleem aan, dat de KMO's treft, namelijk de overdracht en de schenkingsrechten. “Vlaanderen en Wallonië hebben hun wetgeving verbeterd om overdracht te vergemakkelijken, met als gevolg een behoud van de activiteit en van de werkgelegenheid in het Gewest. Ook de Brusselse KMO heeft toegang tot een lichtere fiscaliteit voor zover de Europese definitie van de KMO wordt nageleefd: minder dan 250 personen en 40 miljoen euro op de balans. Sommige vooraanstaande Brusselse KMO’s overschrijden deze drempels en verliezen daardoor het voordeel van een verlichte fiscale druk. Indien de meerderheidsaandeelhouder overlijdt, zullen de erfgenamen de volle pot moeten betalen. Sommige ondernemingen zouden voor die reden een verhuizing overwegen.” De werkgelegenheid bevorderen Vandaag vormen de KMO’s de voornaamste bron van tewerkstelling in Europa. Nochtans aarzelen heel wat bedrijven om nieuwe medewerkers aan te werven. De kleine ondernemers blijven blijkbaar onder een ‘glazen plafond‘ van de tewerkstelling’ steken. “Een enge situatie: ondernemers die een of twee arbeiders in dienst nemen, moeten vaak zoveel tijd verkwisten aan administratieve rompslomp, dat ze hun geliefd beroep zelf niet meer kunnen uitoefenen en per slot van rekening minder verdienen”, betreurt Thierry Willemarck. “Ik heb horen spreken van een Brusselse ijsverkoper van wie de zaak het prima deed, maar die toch heeft beslist de zaak op te doeken en zijn personeel te ontslaan om ergens anders, alleen met zijn echtgenote, een nieuw ijssalon te openen. De man had gewoon te veel zorgen. Hoe kan men, in zulke omstandigheden, de mensen nog aanmoedigen om werkgelegenheid te creëren?” Jean-Claude Daoust beaamt dit standpunt: “Wij kennen heel veel gevallen van ondernemers die verkiezen hun activiteit te beperken. Dit is rampzalig: veel van die mensen zouden hun activiteit graag ontwikkelen, maar ze zien er van af omwille van de kosten en de administratieve verplichtingen.” BECI komt in zijn memorandum tot de vaststelling dat indien de 90.000 zelfstandigen en KMO’s in Brussel elk één baan zouden creëren, de werkloosheid zich zou beperken tot de meestal korte overgang tussen twee tewerkstellingen. Daarom moeten de lasten en bijdragen op de eerste 10 aanwervingen zoniet volledig, dan toch gedeeltelijk worden afgeschaft. Dit Thierry Willemarck: “Elke onderneming die behoefte heeft aan meertaligheid voor zijn call center, zijn dienst na verkoop enz., zou zich in Brussel moeten komen vestigen.” is een federaal debat waar echter ook het Gewest het initiatief moet nemen. Zowel Vlaanderen als Wallonië heeft de Europese Richtlijn gevolgd en een ‘Small Business Act’ ingevoerd: een aantal principes om de oprichting en de ontwikkeling van KMO’s te bevorderen. Brussel zou dit voorbeeld moeten volgen. Meertaligheid, een verkwiste kans Naast de fiscale en administratieve dimensies geldt het onderwijs als een onontkoombaar hulpmiddel voor de economische ontwikkeling van Brussel. Daar zijn oplossingen te vinden, zowel voor de werkloosheid als voor de knelpuntberoepen. Veel jonge Brusselaars verzuimen de school, blijven laaggeschoold en eentalig terwijl de arbeidsmarkt geschoolde en meertalige werkkrachten zoekt. Het onderwijs slaagt er duidelijk niet meer in de jongeren op hun toekomstige tewerkstelling voor te bereiden. BECI maakt in zijn Memorandum drie voorstellen om deze hiaat te dichten: (1) een onderwijsplan gericht op meertaligheid, (2) een herwaardering van het technisch onderwijs en (3) de ontwikkeling van stages in ondernemingen en alternerende vorming. Thierry Willemarck neemt hier geen blad voor de mond: “Onze meertaligheid is een kans die we verkwisten. Elke onderneming die behoefte heeft aan meertaligheid voor zijn call center, zijn dienst na verkoop enz., zou zich in Brussel moeten komen vestigen omwille van de talrijke, meertalige en betaalbare werkkrachten op de lokale arbeidsmarkt. Maar kijk, op commercieel vlak is dit weer een troef die het Gewest niet correct benut. Precies in Brussel zou de relatie tussen beide Gemeenschappen het onderwijs van talen moeten vergemakkelijken. Maar de Gemeenschappen trekken zich in zichzelf terug, spreken nauwelijks met elkaar en ontwikkelen geen gezamenlijke projecten. Gelukkig komt hier verandering in.” School en bedrijf dichter bij elkaar BECI pleit verder voor een toenadering tussen onderwijs en onderneming. “Hier moeten bruggen worden gebouwd”, vraagt Jean-Claude Daoust. “Er is behoefte aan meer uitwisseling. Het onderwijs was niet echt vragende partij, maar sinds een jaar of twee zijn we erin geslaagd de mensen rond de tafel te 9 - ACTIVITEITENVERSLAG 2014 | BECI Pagina 10

Pagina 12

Heeft u een onderwijs catalogus, novia facts of e-drukwerk? Gebruik Online Touch: rapport naar een online publicatie omzetten.

Activiteitenverslag 2014 Lees publicatie 10023Home


You need flash player to view this online publication